War for Peace
Het vehikel en de boodschap
door Bob Latten
Vrienden van Romagne
Het was zoals Diederik van Vleuten in 2020 schreef: “Vijf jaar geleden kwam iemand met het idee. Wie het precies was doet er niet toe. Het ging om het idee, deels ingegeven door de warme gloed der Europese krijgsgeschiedenis, deels door een onmiskenbaar duwtje in de rug van Koning Alcohol. Waar ging het om? De oprichting van een vriendenclub ter ondersteuning van Museum Romagne 14-18.”
Die steun was inderdaad hard nodig.
De verwachtingen waren hooggespannen. Jean-Paul de Vries, en met hem velen in en rondom Verdun, rekende op minstens een miljoen Amerikanen die, ter gelegenheid van de herinnering aan de Eerste Wereldoorlog, de grote Plas over zouden steken. Het moest dé financiële injectie voor zijn museum worden. Het werd, helaas, geen zondvloed maar een druppelende kraan. De eind 2015 opgerichte stichting Vrienden van Romagne 14-18 bedacht daarom een aantal activiteiten, met als doel geld voor het museum in het laatje te brengen. Een van de ideeën was de organisatie van een bustrip waarvan een deel van de baten naar Romagne 14-18 zou gaan. Het werd een historische trip.
Een terugblik
Het bezoek aan de slagvelden rondom Verdun en de Argonnestreek ligt bij velen blijkbaar nog vers in het geheugen, zozeer zelfs dat iemand mij regelmatig herinnert aan die trip na alweer zeven jaar geleden. ‘Indrukwekkend’. ‘Zo anders dan ik had verwacht!’. ‘Hoe is het mogelijk om te vergeten wat oorlog is?’. De laatste vraag, hoewel retorisch bedoeld, is in het licht van het afgelopen jaar begrijpelijk, maar daarover later meer.
Na twee rijk met historie gevulde dagen, met bezoeken aan onder meer het Flabas, Bois des Caures, Fort de Souville, Fort Douaumont, de Ouvrage de la Falouse, Fleury-devant-Douaumont en het Ossuaire, stonden nog enkele bezichtigingen op het programma waaronder Montfaucon American Monument, Meuse-Argonne American Cemetery en natuurlijk Musée Romagne 14-18 zelf. In het bijzonder de viering van Memorial Day, de dag waarop de Verenigde Staten zijn gesneuvelde soldaten herdenkt, zou de apotheose moeten worden van het driedaagse programma. Dat werd het, maar anders dan gedacht.
Van de regen in de drup
Het begon die laatste ochtend met een uitstekend ontbijt in ons hotel-restaurant Le Tulipier in Vienne-le-Château niet ver van Montfaucon. Na een bezoek aan de Amerikaanse gedenkplek bij Montfaucon-d’Argonne ging het verder naar Romagne-sous-Montfaucon.
Reisleider en chauffeur Willem Steetskamp, die de dag ervoor in Saint-Remy-la-Calonne op werkelijk schitterende wijze het verhaal van Le Grand Meaulnes, een meesterwerk van Alain Fournier, voordroeg, maakte zich op die laatste dag van de reis onsterfelijk.
Op onze route naar het Amerikaanse soldatenkerkhof kwamen we langs Nantillois, een ‘prachtig’ Duits kerkhof op de westelijke oever van de Maas, niet ver van Cunel. Deze verstilde begraafplaats aan een bosrand, aangelegd kort na het begin van de Slag bij Verdun, wordt ook wel Soldatenfriedhof Madeleine-Ferme genoemd, vanwege de lazaretten die in en rond de nabijgelegen boerderij werden ingericht. Vandaaruit werden veel soldaten naar hun laatste rustplaats gebracht, een afstand van amper tweehonderd meter.
We hadden weliswaar haast, maar de gelegenheid deed zich nu eenmaal voor om ook een Duitse begraafplaats te bezoeken. In principe was het vanaf de weg voor iedereen prima te belopen, maar omdat het had opgehouden met zachtjes regenen zou Willem ons wel even bij de toegangspoort afzetten. Noem het dienstverlening. Dat hebben we geweten.
Nou moet de lezer weten dat de weg op die plek behoorlijk smal is. Twee auto’s moeten zich klein maken om elkaar te kunnen passeren. En, niet minder belangrijk, de weg bolt daar een klein beetje om het water beter te kunnen afvoeren, met als gevolg dat toen Willem het stuur met bekwame hand indraaide, de achterkant van de bus muurvast kwam te zitten. Intussen was het half elf en om elf uur zou de plechtigheid op het Amerikaanse kerkhof beginnen. En daar stonden wij dan, meer dan veertig man sterk, tussen de velden in ‘niemandsland’, een reisgezelschap zonder de beloofde apotheose.
Namen en gezichten
Goede raad was duur. Terwijl ondergetekende zijn hersens pijnigde, bezocht de groep in afwachting van een ‘wonder’ het kleine kerkhof. Bijna duizend graven, bijna duizend gezichten, duizend namen. Josef Kling bijvoorbeeld, reservist, en Arthur Koch, grenadier, of Walter Kitzler, musketier. Er staan geen data op de donkere kruizen, maar velen van hen waren de jeugdpuistjes amper ontgroeid, zoals ook de overkant van de loopgraven eveneens de bloesem van hun jeugd het strijdperk had ingestuurd. Bij een van de graven ontstond er lichte verwarring onder de kenners. “De Duitse keizer lag toch in Doorn begraven,” vroeg iemand onzeker. “Klopt,” zei een ander. Maar hier stond diens naam prominent op een grafsteen: Kaiser Wilhelm. Zoals gezegd was er even twijfel, totdat weer een ander opmerkte dat de man onder het donkere kruis waarschijnlijk Wilhelm Kaiser heette en Duitsers, net als Belgen, een naam met de achternaam beginnen. Kaiser, Wilhelm dus en niet Kaiser Wilhelm.
Meuse-Argonne American Cemetery
11.00 uur. We haalden het op het nippertje. Met dank aan Jean-Paul, vrienden, kennissen en enkele leden van de stichting Vrienden van Romagne 14-18. Een telefoontje naar het museum, waar men zich opmaakte voor een bezoek aan het Amerikaanse kerkhof, was voldoende om een stoet auto’s eerst in onze richting te bewegen.
Na een regenovergoten, maar indrukwekkende plechtigheid stond als sluitstuk Musée Romagne 14-18 op het programma. Iedereen die er ooit was, weet dat deze bijzondere plek geen nadere toelichting behoeft. Iedereen die er voor de eerste keer is geweest, begrijpt de zin hiervoor. En dan, tegen half vier, als de bus eindelijk weer onder de mensen is, wordt het de hoogste tijd om, na drie enerverende dagen, de terugreis te aanvaarden.
Middel en doel
‘War for Peace/Musée Romagne 14-18’ en Jean-Paul de Vries vormen een vehikel dat de afgelopen dertig jaar in woord en beeld dezelfde boodschap uitstraalt: nooit meer oorlog. Met die gedachte in mijn achterhoofd vraag ik mij af hoe het opnieuw zover heeft kunnen komen. Hoe is het mogelijk om te vergeten wat oorlog is?
Wie de afgelopen honderd jaar onder de loep neemt, zal de oorlog in Oekraïne moeilijk te begrijpen vinden. En toch, ook nu weer zijn het de ‘gewone’ jongens aan beide kanten van het front die de strijd worden ingestuurd. De ene kant om zijn land te verdedigen, de andere zijde als kanonnenvoer voor een megalomane leider met een verdorven geest.
Het doet mij denken aan de woorden van Herbert Clark Hoover, 31ste president van de Verenigde Staten:
‘Volwassenen verklaren de oorlog, maar de jeugd moet vechten en sterven.’
Kortom: voor Jean-Paul de Vries en ‘War for Peace Musée Romagne 14-18’ zal er, vrees ik, voorlopig nog werk aan de winkel zijn.