De Uitgestalde Oorlog -06
Museum Romagne 14-18 is, naast heel veel meer, ook een plek waar verzamelaars zich verzamelen. Om zich te laten inspireren door de collectie van Jean-Paul, om over hun eigen collectie te praten, ervaringen uit te wisselen en de eigen kennis te verbreden en te verdiepen. In De Uitgestalde Oorlog delen verzamelaars virtueel hun bijzondere stukken.
Evenals verzamelaar X (zie De Uitgestalde Oorlog deel 1 tot en met 5 ) hoeft verzamelaar ‘Boris’ zijn werkelijke naam niet vermeld te zien. Ook hij laat zijn schatten liever anoniem bewonderen. Waarvoor alle begrip.
Leutnant Schneck
De traditie wilde dat uniformen tijdens veldslagen duidelijk zichtbaar waren. Maar de snelle ontwikkelingen op wapengebied - vernietigingskracht, reikwijdte met name het rookarme buskruit- maakte aanpassingen meer dan noodzakelijk.
Het bestaande Duitse uniform kende een rijke traditie. Dat was ook aan de kleuren en toegepaste versieringen te zien.
Voor de infanterie was de hoofdkleur blauw met rode versieringen op de kraag en mouwomslagen en met (Armeekorps afhankelijke) gekleurde schouderstukken en biezen.
De Duitse legerleiding was al vroeg overtuigd van de noodzaak van minder opvallende kleding maar het viel niet mee op de Duitse Keizer van de noodzaak te overtuigen. Het schijnt dat hij verschillende malen zeer verontwaardigd reageerde. In zijn eigen woorden: “alle grote militaire successen waren behaald in het Pruisisch blauw behaald. Voorstellen voor een ander uniform waren een directe aanval op deze roemrijke traditie”.
Het duurde tot 1907 totdat de Keizer uiteindelijk zijn toestemming gaf. Maar het was alleen voor een compromis! De Duitse uniformen kregen een feldgraue basiskleur maar veel historische kenmerken werden behouden. Het feldgraue uniform werd gefaseerd ingevoerd.
Voor de infanterie-officieren werd het model in 1910 vastgelegd. Het uniform (M.10) was direct afgeleid van het feldgraue uniform voor de infanterie-manschappen (M.07) maar met een aantal afwijkingen. Officieren dienden hun eigen uniformen te bekostigen en deze werden dan ook veelal door kleermakers in de garnizoenssteden gemaakt. Dat vertaalde zich in maatwerk, beter (fijner) materiaal-gebruik, verhoogde staande kraag en glanzende schouderstukken van metaaldraad. Dit onderscheid heeft tijdens het begin van de oorlog de nodige officieren het leven gekost!
Het hier getoonde uniform (in de beschreven M10-uitvoering) behoorde tot aan Leutnant Schneck van het Wurttembergische Landwehr Infanterie Regiment 120 (LIR120).
Het regiment is met name aan de schouderstukken te herkennen. Het zwart-rode patroon vertegenwoordigt Wurttemberg, 120 staat voor het regiment.
Op 11/12 December 1915 kwam het LIR120 vanuit St. Mihiel naar de regio van Romagne. Het zou tot augustus 1917 het front in de bossen van Avocourt, Bethincourt, Cheppy en Malancourt bezet houden. Hierna schoof het regiment door naar de de Argonnen maar het zou nooit ver van Romagne zijn.
In de regimentsgeschiedenis van het LIR120 (Das Wurttembergische Landwehr Infanterie Regiment 120 im Weltkrieg 1914-1918 von Dr. Gustav Strohm) worden de algemene gevechtshandelingen van het regiment beschreven, maar vaak is er ook aandacht voor details, zoals het wapenfeit op 9 april 1916 van Leutnant Schneck (aanvoerder Stormtroepen 4 Komp) samen met Leutnant Kubler (aanvoerder Stormtroepen 1 Kompagnie).
Vanuit de “Achselklappe” (zie foto en tekening hieronder) wordt de Franse versterking “Spinne” (in het bos van Avocourt) aangevallen. De “Spinne” lag van 08:00 tot 13:20 onder artillerievuur en onder zware handgranaat-gevechten moeten de Fransen uiteindelijk opgeven. Praktisch alle Franse schuilplaatsen zijn door de beschietingen vernield, met vele doden tot gevolg.
De stormtroepen keren ’s avonds terug met 66 Franse gevangenen van het 163 Regiment d’Infanterie. Deze acties hadden samen een behoorlijke impact op de gevechtssterke. Daar kwam nog bij dat er veel mannen waren uitgevallen door een uitbraak van tyfus binnen het regiment. Eind april was de gevechtssterke van bijvoorbeeld de 9e Kompagnie gekrompen tot 63 man (waarvan 2 officieren en 7 onderofficieren).
Op 16 september 1916 werd het regiment verplaatst en nam het stelling in het bos van Cheppy. Op 25 augustus 1917 betrok het LIR 120 stellingen op de Bolante (Argonnen) totdat het betrokken werd in de “Abwehrslachten” en een langzame terugtrekking waarna op 11 november om 11:00 een einde kwam aan 4 jaar van gevechten.
Zover uit de archieven valt op te maken heeft Leutnant Schneck de wapenstilstand van 11 november mogen meemaken, maar het regiment heeft veel kameraden moeten achterlaten. Treffend is dan ook een gedicht aangebracht op een grafmonument nabij de Hanauerplatz (Argonnen).
Wer kampfend fur sein Vaterland gefallen,
der baut sich selbst ein ewiges Monument
Im treuen Herzen seinen Waffenbruder,
und dieses Denkmal reisst kein Sturmwind nieder.