Verslag Donateursdag Romagne
WAAR KOMT DIE FASCINATIE VOOR WO I TOCH VANDAAN?
Het bestuur van de Stichting Vrienden van Romagne 14-18 organiseerde op 21 mei in Den Bosch een bijeenkomst voor donateurs en vrijwilligers die betrokken zijn bij het levenswerk van Jean-Paul de Vries. Het werd een middag die inspireerde tot het stellen van vragen. Wat doen we hier? Ook was er eindelijk tijd om passend afscheid te nemen van Bob Latten, oud-voorzitter van de stichting. Vanwege de corona perikelen was dat er nog niet van gekomen. Bob’s opvolger Rob Leenheer beleefde zijn vuurdoop als animator en presentator van een gedenkwaardige bijeenkomst die smaakt naar meer.
teskt: Cor Speksnijder
foto’s © Marco Magielse
Nagedachtenis
Een paar keer per jaar gaat ze langs bij het graf van Joseph A. Dorfer. Dan legt ze bloemen neer, brandt een kaarsje. Het smetteloze witte kruis is een van de duizenden smetteloze witte kruisen op de Amerikaanse militaire begraafplaats van Romagne. De soldaat sneuvelde kort voor het einde van de Eerste Wereldoorlog, zijn stoffelijk overschot werd pas in de jaren vijftig gevonden. Hij was de laatste Amerikaan die een plaatsje kreeg op het imposante, zacht glooiende ereveld.
De nagedachtenis aan Joseph Dorfer wordt in ere gehouden door Joukje van der Ven uit Schijndel. Omdat veel graven nooit door nabestaanden bezocht zullen worden, heeft zij er een geadopteerd.
‘Het kruis van Dorfer is het allerlaatste in een onafgemaakte rij, helemaal achteraan op de begraafplaats’, zegt ze. ‘Om een of andere reden trok het me aan. Toen ik erachter kwam dat adoptie van het graf mogelijk was, heb ik die kans meteen gegrepen.’
Van der Ven doet haar verhaal tijdens de bijeenkomst die de Stichting Vrienden van Romagne op 21 mei bij het Educatief Experience Center Eerste Wereldoorlog in Den Bosch heeft georganiseerd voor donateurs en vrijwilligers. Ze is een van de tachtig bezoekers die zijn afgekomen op dit bijzondere evenement met voordrachten van theatermaker Diederik van Vleuten en medisch historicus Leo van Bergen.
Grande Rue
Van der Ven, persoonlijk begeleider in de zorg, zit op een houten bank in een houten schuur, naast een terrein met nagemaakte loopgraven, waarin een enkele re-enactor rondloopt. Aan haar de vraag die deze middag vaker zal worden gesteld: Wat doet ze hier? Vanwaar haar belangstelling voor die wrede oorlog?
Het begon, zegt ze, toen zij de omgeving van Romagne leerde kennen. Haar ouders hebben een huis in Tailly, niet ver van Romagne. Ze raakte onder de indruk van de natuur, van de overweldigende begraafplaatsen en monumenten van Verdun, van het oorlogsmuseum en het werk van Jean-Paul de Vries, van de serene Amerikaanse begraafplaats. Meer dan eens bezocht ze het museum in Romagne, dwaalde ze over het kortgeschoren gras tussen de witte kruisen.
En toen adopteerde ze een graf. ‘Mede dankzij de soldaten die er begraven liggen kunnen we nu genieten van Frankrijk in vrede. Zonder hen had onze Grande Rue wellicht nog steeds de Kaiser Wilhelm Strasse geheten.
Haar fascinatie voor de geschiedenis van de streek die een eeuw geleden het toneel was van een krankzinnige loopgravenoorlog bracht haar op deze zonnige zaterdag ook naar Den Bosch. ‘Ik wilde er graag bij zijn. Jean-Paul en zijn museum leren ons vrede en vrijheid te waarderen. Juist bij generaties zoals de mijne, die dit maar al te vaak voor lief nemen omdat we simpelweg niets anders hebben gekend, is dat ontzettend belangrijk.’
Magie
Wat doen we hier eigenlijk? Die vraag staat centraal in de bevlogen voordracht van stand-up historian en Vrienden van Romagne 14-18 bestuurslid Diederik van Vleuten. Zoekend naar een antwoord vertelt hij over zijn zwerftochten over de slagvelden van weleer. Die begonnen in het begin van de jaren tachtig, toen hij samen met zijn vader en zijn jenever drinkende oudoom Jan op pelgrimage ging naar de Somme.
Als tiener staat hij op de foto met een enorme granaat in zijn armen - het ontstekingsmechanisme nog intact. Talloze reizen langs de monumenten en uitgestrekte Franse, Engelse, Amerikaanse en Duitse begraafplaatsen in België en Noord-Frankrijk volgden. Reizen langs herinneringen aan een krankzinnige krachtmeting.
Waarom blijft hij maar terugkeren naar deze door de geschiedenis getekende landschappen? Waar komt die fascinatie toch vandaan? Ook na al die jaren biedt zich geen pasklaar antwoord aan. Van Vleuten: ‘Ik ben geen kogelzoeker, ik weet weinig van militaire zaken. Voor mij gaat het om de verhalen, verhalen over gewone jongens die niet thuis zijn gekomen en begraven liggen in een vreemd land. Dat ontroert mij. Ik probeer iets te vinden en tegelijk wil ik het antwoord niet weten. Misschien gaat de magie er dan vanaf.’
Indringend en rauw
Ook wetenschapper en schrijver Leo van Bergen vraagt zich hardop af wat zijn drijfveer is om zich almaar te verdiepen in de Eerste Wereldoorlog en het menselijk leed dat die oorlog heeft voortgebracht.
‘Waarom doe ik dit?’, begint hij zijn lezing. ‘Waarom spendeer ik zoveel tijd aan boeken, kranten en biografieën die met de Grote Oorlog te maken hebben?’ Het antwoord ligt besloten in zijn belangstelling voor het lot van de frontsoldaat. Hij onderzoekt wat er met een militair kan gebeuren vanaf het moment dat hij naar het front vertrekt tot het moment dat hij op het slagveld aan zijn einde komt of na de oorlog overlijdt. En dat leidt tot de volgende vraag: ‘Waarom voeren wij oorlog als we weten wat de afschuwelijke gevolgen zijn?’
Met een verwijzing naar de oorlog in Oekraïne illustreert Van Bergen dat soldaten zowel voor een goede, als voor slechte zaak kunnen worden ingezet. ‘Militairen zijn niet goed of slecht. Militairen zijn een middel dat voor van alles kan worden gebruikt: voor de vrijheid, maar ook om de vrijheid te bestrijden.’
De auteur ondersteunt een gedegen overzicht van zijn wetenschappelijke bevindingen met historische beelden van manschappen, loopgraven, veldhospitalen, gewonden, gehandicapten, doden, begraafplaatsen. Een indringend en soms rauw betoog dat zich het best laat samenvatten in vier woorden: ‘De dood was overal’.
Van Bergen leest een paar regels uit zijn boek Onder Stervenden, uit het verhaal Mors Ludens: ‘De zon staat hoog, de zon staat laag. Het is bloedheet, het is stervenskoud, het is kurkdroog, het regent pijpenstelen, maar voor het landschap maakt het niet uit. Dat is dood, dat blijft dood.’
Caravan
Onder de toehoorders bevinden zich ook de docenten Yvonne en Gert Kruitbosch uit Goes. Zij zijn hier vooral vanwege Jean-Paul. Hun reeds bestaande historische belangstelling kreeg een nieuwe dimensie tijdens een vakantie met de caravan. Ze kwamen in Romagne, bezochten daar het museum met de blauwe deuren en lieten zich ‘overdonderen’ door de bevlogenheid van Jean-Paul en het bijzondere karakter van zijn collectie.
‘Jean-Paul is authentiek’, zeggen ze. ‘Met zijn buitengewone collectie vertelt hij een eigen verhaal. Er zijn veel boeken over de Eerste Wereldoorlog geschreven, maar het museum brengt de mens achter de geschiedenis dichterbij. Het maakt je stil. We hopen dat zijn museum en zijn levenswerk meer bekendheid krijgen onder de jeugd.’