Medische doorbraken in WO I ?

In al zijn gruwelijkheid heeft de Eerste Wereldoorlog ook iets goeds opgeleverd: de geneeskunde boekte in die bloedige jaren belangrijke vooruitgang. Althans, zo wil het verhaal. Medisch historicus Leo van Bergen maakt korte metten met deze mythe. ‘Niet oorlog, maar vrede is goed voor de geneeskunde’

door Cor Speksnijder

Leo van Bergen

Leo van Bergen

De oorlog van de grote getallen

De Eerste Wereldoorlog gaf het menselijk lijden een industriële dimensie. Tientallen miljoenen jonge mannen werden op het slagveld blootgesteld aan regens van granaten, bommen, gifgas. Ze stierven als ratten, raakten zwaar verminkt of werden gek in de stinkende blubber van de loopgraven.
De Grote Oorlog was een oorlog van grote getallen. Meer dan 9 miljoen soldaten en 4 miljoen burgers vonden de dood, tussen de 20 en 30 miljoen militairen raakten gewond of werden ernstig ziek. Na de oorlog lagen in Europa nog jarenlang tienduizenden oorlogsslachtoffers weg te kwijnen in ziekenhuizen en psychiatrische inrichtingen.

763.jpg

Hoe gruwelijk en zinloos het bloedvergieten ook was, het heeft iets goeds nagelaten: dankzij de oorlog maakte de geneeskunde een sprong voorwaarts. Doordat medici volop ervaring opdeden en konden experimenteren werd op het gebied van plastische chirurgie, bloedtransfusies, anesthesie, de behandeling van infectieziekten en in de psychiatrie belangrijke vooruitgang geboekt. Dat wil althans het verhaal, dat vooral in medische kringen nog steeds rondgaat. Het klinkt logisch, maar klopt het ook?

Ja, er zijn uitvindingen gedaan in de oorlogsperiode, zegt medisch historicus Leo van Bergen.
Maar anekdotische bewijzen over medische vooruitgang in oorlogstijd gaan meestal over enkele onderdelen van de geneeskunde en zeggen weinig over de geneeskunde als geheel. Het is bovendien de vraag of ze verband houden met de oorlog. ‘
De geneeskunde heeft baat gehad bij de Eerste Wereldoorlog zoals zij baat heeft gehad bij elke periode van vier jaar sinds 1850. Voor zover er al doorbraken waren, in hoeverre had je daar wat aan buiten oorlogsomstandigheden? Een arts kon een kei zijn geworden in het behandelen van gasgangreen (koudvuur), dat soldaten opliepen in de smerigheid van de loopgraven, maar na de oorlog kwam dat niet meer voor. In vredestijd was het een onbekend probleem. Die ervaring was nutteloos geworden.


Zacht en Eervol. Lijden en sterven in de Grote Oorlog,  Leo van Bergen

Zacht en Eervol. Lijden en sterven in de Grote Oorlog, Leo van Bergen

Echte vooruitgang

Van Bergen, auteur van het standaardwerk Zacht en Eervol. Lijden en sterven in de Grote Oorlog, maakt korte metten met alle verhalen over medische doorbraken in oorlogstijd.
In vredestijd zijn de omstandigheden voor medische ontwikkelingen aanzienlijk gunstiger dan tijdens een oorlog, zegt hij.
In vredestijd kan kennis worden uitgewisseld, kunnen experimenten worden herhaald en worden patiënten beter behandeld dan in oorlogstijd. ‘Echte vooruitgang, zoals de ontdekking van penicilline, de ontwikkeling van de bacteriële biologie en het ontrafelen van het dna is geboekt in vredestijd. Oorlogsgeneeskunde is conservatief, ze is niet gericht op innovatie. Niet oorlog, maar vrede is goed voor de geneeskunde.’

Op zoek naar een positief verhaal

De mythe van de medische progressie ontstond al tijdens de Eerste Wereldoorlog.
De neiging bestond om een positieve draai te geven aan de oorlogsinzet’, zegt Van Bergen. ‘Het beeld werd gecreëerd dat de geneeskunst zich bij alle ellende kranig weerde. Het was een doekje voor het bloeden voor het thuisfront. Het moreel moest hoog worden gehouden.

Wounded_World_War_I_soldier_being_cared_for_at_a_field_hospital_(21500812808).jpg

Uit medische artikelen en boeken die na 1918 zijn geschreven blijkt dat medici op zoek gingen naar positieve kanten van hun werk in de oorlog. ‘Ze hebben dingen moeten doen die niet in overeenstemming waren met de belofte die ze na hun studie hadden afgelegd. Als je kunt zeggen dat je ook iets goeds hebt voortgebracht, is dat mooi meegenomen. Dat is makkelijker dan alleen maar zeggen: we hebben dingen gedaan die niet door de beugel kunnen. Medici wilden hun beroep in ere houden.’

Militairen artsen en medici van het Rode Kruis worstelden met een dubbele loyaliteit: ze wilden hun patiënten zo goed mogelijk helpen, maar waren ook trouw aan de krijgsmacht. Die drong erop aan dat gewonden zo snel mogelijk werden opgelapt voor terugkeer naar het front of om te worden ingezet in de wapenfabrieken. Ze stuurden gewonden en zieken terug naar de loopgraven, terwijl ze niet volledig genezen waren. Zo hielpen ze mee aan het in stand houden van de oorlog.
‘Artsen voelden spanning tussen hun medische eed en militaire taak. De mythe van de medische vooruitgang hielp hun geweten te sussen. Achteraf konden ze zeggen: door onze oorlogservaringen kunnen we nu meer mensen redden. Dat is een aantrekkelijk verhaal.’

Schermafbeelding 2021-09-25 om 10.47.59.png

Herstelde kaken en neuzen

In de plastische chirurgie zijn onmiskenbaar stappen vooruit gezet. Neem de Nederlandse chirurg Johannes Esser en de Britse kno-arts Harold Gillies. Die deden hun best het leven van frontsoldaten met een verminkt gezicht draaglijker te maken door neuzen, kaken, monden en wangen te herstellen. Ze maakten afdrukken van de verwondingen, zodat nieuwe delen van het gezicht beter aansloten en het afstoten van weefsel werd tegengegaan. Esser en Gillies opereerden in de oorlogsjaren duizenden slachtoffers en worden de vaders van de plastische chirurgie genoemd. Was dit dan geen doorbraak?

Johannes Esser 1877-1946

Johannes Esser 1877-1946

Van Bergen: Deze vorderingen zouden ook onder andere omstandigheden zijn gemaakt, bijvoorbeeld om verkeersslachtoffers te helpen. Al had het waarschijnlijk langer geduurd.
Het resultaat van de chirurgische ingrepen moet ook niet worden overschat. Gewonden die tal van operaties hadden ondergaan zagen er nog steeds weinig toonbaar uit.
‘Velen die na een reeks pijnlijke ingrepen in de spiegel keken zullen hebben gedacht: zo hoeft het voor mij niet meer, had me maar meteen dood gemaakt. Verbetering en herstel waren relatieve begrippen.’

Schermafbeelding 2021-09-25 om 10.42.47.png
Lawrence Bruce Robertson 1885-1923

Lawrence Bruce Robertson 1885-1923

Transfusies en anesthesie

WO I heeft de bloedtransfusie een boost gegeven, erkent Van Bergen. Nadat de Canadese chirurg Lawrence Bruce Robertson in 1915 voor het eerst een bloedtransfusie had toegediend werd het indirect overdragen van bloed gangbaar aan de geallieerde zijde van het front. Afgenomen bloed werd opgevangen en bewaard zodat het elders en op een ander tijdstip kon worden toegediend.
Door de Amerikaanse oorlogsdeelname werd de bloedtransfusie geëxporteerd naar de geallieerden landen. Dat heeft levens gered. Maar als in het begin van de 20ste eeuw het verschil in bloedgroepen niet was ontdekt, had je niets gehad aan bloedtransfusies’, relativeert Van Bergen.

Geoffrey Marshall  1887-1982

Geoffrey Marshall 1887-1982

De Britse arts Geoffrey Marshall die aan het front tal van gewonden had opgelapt, ontwikkelde een apparaat waarmee een stabielere anesthesie kon worden toegepast, zodat de kans op overlijden tijdens een operatie afnam. Met zijn apparaat, waarin lachgas, zuurstof en ether werden gemengd, kon de sterfte bij beenamputatie tot 90 procent worden teruggebracht.
Van Bergen relativeert weer: het apparaat van Marshall zou vermoedelijk ook zonder oorlog zijn ontwikkeld. Anesthesie is ouder dan de Eerste Wereldoorlog. Overigens werd aan het front vaak zonder verdoving geopereerd.

Adrian Stokes   1887-1927

Adrian Stokes 1887-1927

De Ierse arts Adrian Stokes ontdekte welke bacterie verantwoordelijk was voor de uitbraak van epidemische geelzucht onder de manschappen in de loopgraven. Dankzij deze ontdekking kon de ziekte worden ingedamd door de ratten te bestrijden die de bacterie bij zich droegen. Nuttig, stelt Van Bergen. ‘Maar zonder oorlog was dit ook ontdekt, zij het wat later.’

Verplegers en artsen deden noodgedwongen veel ervaring op met de behandeling van gewonden. Werden ze daardoor niet beter in hun werk? Van Bergen: ‘Er werd veel bedacht om gewonden sneller en efficiënter te verzorgen. Maar dat is iets anders dan beter verzorgen. Een patiënt is gebaat bij een rustige behandeling en nazorg. Dat was meestal onmogelijk. Verzorging was gericht op snelheid. Je moest snel wegwezen, de volgende stond alweer te dringen.’

Angst voor het hospitaal

De psychiatrie wordt vaak aangehaald al het grote voorbeeld van geneeskundige vooruitgang ten tijde van WO I. Onzin, stelt Van Bergen. Oorlogspsychiatrie is voor hem vooral het grote voorbeeld van aanpassing aan militaire en politieke wensen.
‘Oorlog werd weggemoffeld als oorzaak van gekte - dat was niet goed voor het moreel. Duitse psychiaters beschouwden gek geworden soldaten als stakende arbeiders. Therapieën waren erop gericht om doorgedraaide soldaten weer gereed te maken voor de oorlogsinspanning, desnoods met medische marteling. Als je niet kon praten werd een elektrische staaf op je tong gelegd, tot je weer geluid ging maken. Er werden sigaretten op je huid uitgedrukt. Pijn moest ervoor zorgen dat soldaten banger werden voor het hospitaal dan voor het front. De symptomen werden weggefolterd en zodra de symptomen weg waren, werd je genezen verklaard.’

World_War_I_hospital_patients.jpg

Experimenten

In de ogen van veel Franse en Engelse psychiaters waren militairen gewoonlijk ‘vervrouwelijkte’, verzwakte types. Een verband met hun ervaringen in de loopgraven moest koste wat kost worden vermeden. Medische experimenten die in oorlogstijd zijn gedaan, zonder de huidige ethische regels, hebben niets zinnigs opgeleverd, zegt Van Bergen.
Een experiment leidt alleen tot medische vooruitgang als het kan worden herhaald om te kijken of het tot dezelfde uitkomst leidt. Gegevens uit de oorlog kunnen en mogen niet worden gebruikt, zoals de experimenten die met mensen zijn gedaan in de concentratiekampen niet kunnen worden gebruikt. Ze zijn onethisch en niet te herhalen.

Weerzin van de oorlog

Is het kwalijk dat de vooruitgangsmythe voortleeft?
Van Bergen: ‘Deze mythe gaat ten koste van de weerzin tegen oorlog. Als je vindt dat oorlog goed is voor de geneeskunde, dan is de drang om oorlog te zien als iets dat slecht is voor de mens een stuk minder. Artsen beseffen onvoldoende dat oorlog een enorme aanslag doet op de volksgezondheid. Het adagium van geneeskunde is niet genezen, maar voorkomen. Maar het oplappen van een mens geeft meer voldoening en status dan werken aan preventie. Geneeskunde stelt zich altijd neutraal, apolitiek op, terwijl het voorkomen van oorlog politiek is. Geneeskunde is politiek. Medici kijken vooral naar hun eigen handelen en intenties. Ze kijken zelden naar de consequenties van die handelingen en intenties.’

Etaples Military Cemetery bij Boulogne, Pas de Calais, Noord Frankrijk. In Etaples, op veilige afstand van de frontlinies waren ten tijde van WOI 16 militaire ziekenhuizen gevestigd.

Etaples Military Cemetery bij Boulogne, Pas de Calais, Noord Frankrijk. In Etaples, op veilige afstand van de frontlinies waren ten tijde van WOI 16 militaire ziekenhuizen gevestigd.

 Dit artikel is een bewerkte versie van een stuk dat in 2018 verscheen in de Volkskrant. © Cor Speksnijder

Schermafbeelding 2021-09-24 om 19.22.15.png
Previous
Previous

101 redenen om naar Romagne te gaan (17)

Next
Next

101 redenen om naar Romagne te gaan (16)