Leven met de Grote Oorlog
Jean-Paul de Vries in het theater
door Cor Speksnijder
Wie waren de soldaten die schuilgaan achter de schrikbarende statistieken van de Eerste Wereldoorlog? Wie riskeerden hun leven in de frontlinie? Wie lagen er te creperen in de modderige loopgraven?
Met zulke vragen loopt Jean-Paul de Vries al zijn hele leven rond. De Grote Oorlog laat hem niet los, hij laat de Grote Oorlog niet los.
Het gaat hem niet om de veldslagen, de militaire strategieën of de politieke machinaties. Hij denkt vooral aan de miljoenen jonge mannen die hun levengaven voor… ja, voor wat?
Voor de nationalistische ambities van het vaderland? Voor een paar meter terreinwinst? Of juist voor het beëindigen van het bloedvergieten?
In de theatervertelling Hoe heeft het zo ver kunnen komen? spreekt Jean-Paul openhartig over zijn leven en zijn fascinatie voor de Eerste Wereldoorlog. Het afgelopen jaar heeft hij verscheidene malen opgetreden: in Weert, Gouda, Alphen, Dedemsvaart, Doorn en Den Helder. Telkens voor een volle zaal, Jean-Paul blijkt een begenadigd verteller. Hij hoopt volgend jaar vaker op het podium te staan. Zijn voorstelling verdient een groot publiek.
Jean-Paul vertelt dat hij als jong ventje al in aanraking kwam met de oorlog toen hij met zijn ouders voor vakantie op een camping was in het Franse dorp Romagne-sous-Montfaucon.
Daar trok hij de bossen in op zoek naar overblijfselen van de bloedige strijd die zich daar tussen 1914 en 1918 heeft afgespeeld - helmen, geweren, bajonetten, uniformen, gasmaskers en medailles. Voor een expositie nam hij mortiergranaten mee naar school, wat tot paniek leidde omdat een van de projectielen geladen bleek.
Op zolder, bij zijn ouders in Eindhoven, richtte hij een museumpje in. Voor 50 cent mochten kinderen zijn geweren, hulzen en naamplaatjes bekijken. Op latere leeftijd ging hij met vrienden naar het bos van Argonne. ‘Overdag zoeken en ‘s avonds zuipen.’
De oorlog kreeg hem steeds meer in zijn greep, evenals de drank en de drugs. Na omzwervingen in onder meer Spanje en Canada vestigde hij zich begin jaren negentig in Romagne.
Van drank en drugs raakte hij af, de fascinatie voor de oorlog bleef. Een nieuwe fase in zijn leven brak aan.
In een oud huisje achter de Saint-Michelkerk, langs de weg naar de imposante Amerikaanse militaire begraafplaats van Romagne, richtte hij een klein museum in. Aanvankelijk met een allegaartje van gevonden voorwerpen, later met uitsluitend militaire objecten. De collectie breidde zich allengs uit en met hulp van een bevriende ondernemer werd de exploitatie professioneel aangepakt.
Het museum met zijn ongedwongen presentatie van de unieke verzameling trok steeds meer belangstelling. Het maakte naam in kringen van WOI-kenners, maar vooral ook daarbuiten.
Internationale media ontdekten Jean-Paul en zijn collectie. Een bezoek van journalisten van het Franse satirische tijdschrift Charlie Hebdo ging gepaard met een nerveuze veiligheidsoperatie.
Na de publicatie van cartoons waarin de profeet Mohammed werd afgebeeld, moesten redacteuren van dit blad voor hun leven vrezen. (Moslimterroristen vermoordden in 2015 twaalf medewerkers van Charlie Hebdo).
Voormalig Monty Python-acteur Michael Palin kwam langs met een filmploeg, die opnamen maakte voor de documentaire The Last Day of World War I. Het levenswerk van Jean-Paul ging de wereld over.
De bezoekersaantallen van het museum groeiden, net als de vraag naar wandelingen onder leiding van Jean-Paul. Tot corona toesloeg. De deuren van het museum gingen dicht, wandelingen waren niet meer toegestaan.
Na de heropening in 2022 ging Jean-Paul met nieuwe energie aan de slag: decollectie kreeg een facelift, de presentatie werd aantrekkelijker gemaakt. Museum Romagne 14-18 kreeg een andere naam. Het heet nu War for Peace.
In zijn voorstelling schetst Jean-Paul het lot van frontsoldaten aan de hand van objecten uit zijn collectie. Hij vertelt over de bescherming die een Duitse, Franse of Amerikaanse helm al of niet bood, de snelheid waarmee schutters hun geweer konden laden, de uitlaatgassen waaraan inzittenden vaneen tank werden blootgesteld, de gruwelijke gevolgen van het gebruik van gifgas en vlammenwerpers.
De kansen om te sneuvelen waren ongelijk verdeeld. Frankrijk stuurde soldaten uit zijn koloniën naar de voorste linies - zij liepen het grootste risico. Na de koloniale troepen moesten veelal arme boeren en vissers uit Bretagne richting vijandelijk vuur. Gevolg: onder de Franse oorlogsslachtoffers waren onevenredig veel Bretonse mannen. Aan het front waren alle soldaten gelijk, maar sommige soldaten gelijker dan anderen.
Jean-Paul verzamelde honderden naamplaatjes van jonge mannen die de oorlog niet overleefden. De verleden tijd is niet voltooid. Nog steeds worden menselijke resten gevonden langs het voormalige westelijk front. Nog steeds vinden grote aantallen jonge mannen de dood in de oorlog die zo sterk doet denken aan de Eerste Wereldoorlog, de loopgravenoorlog in het oosten van Oekraïne.
De vraag die Jean-Paul het publiek voorhoudt heeft niets aan actualiteit ingeboet: Hoe heeft het zo ver kunnen komen?