De vergeten dichters van de Grote Oorlog
In zijn recent verschenen boek Een kap van afschuw verzamelde en vertaalde medisch historicus en Museum Romagne 14-18 ambassadeur Leo van Bergen gedichten van Britse verpleegsters die tijdens de Eerste Wereldoorlog hun heilzame werk deden aan het front. Honderd jaar na dato leest de poëzie van deze vergeten dichters nog alsof zij gisteren is geschreven.
door Cor Speksnijder
Ze waren de stille krachten achter de linies, de witte engelen van de Grote Oorlog. Honderdduizenden verpleegsters deden wat in hun vermogen lag om het leed te verzachten van de talloze gewonde en verminkte soldaten. Enkelen van hen legden hun indrukken en emoties vast in gedichten. Leo van Bergen, medisch historicus en schrijver, ging op zoek naar de poëzie van verpleegkundigen die hun werk deden temidden van de verschrikkingen van de loopgravenoorlog. Hij vond droevige, schrijnende en wanhopige verzen, maar ook gedichten over hoop en verliefdheid.
De Eerste Wereldoorlog wordt wel ‘de literaire oorlog’ genoemd. Onder de miljoenen mannen die als vrijwilliger of dienstplichtige naar het front gingen waren prozaschrijvers en dichters. War poets als Wilfred Owen, Rupert Brooke en Siegfried Sassoon maakten naam met hun dichterlijke beschrijvingen van de oorlogsgruwelen.
Dat ook vrouwen die als verpleegkundige of verzorger aan de oorlog deelnamen gedichten schreven is nauwelijks bekend.
Ten onrechte, stelt Van Bergen. ‘Als het over de war poets gaat wordt zelden een vrouw genoemd, laat staan verpleegsters. Terwijl vrouwen die letterlijk met hun handen in het bloed zaten aangrijpende gedichten hebben geschreven. Het zijn vergeten dichters.’
Van Bergen ontdekte dat Britse verpleegsters poëzie van onmiskenbare kwaliteit hebben nagelaten. Om hun literaire erfenis uit de schaduw te halen vertaalde en bundelde hij veertig gedichten en een sonnettencyclus in zijn boek Een kap van afschuw.
Hoe bent u aan die gedichten gekomen?
‘Speuren. Van prozaschrijfsters als Mary Borden, Vera Brittain en Enid Bagnold wist ik dat ze ook gedichten hadden geschreven. Daar ben ik achteraan gegaan. Verder heb ik bundels met poëzie over de Eerste Wereldoorlog nageplozen en op internet gezocht.’
U vond gedichten van zeventien vrouwelijke Britse dichters. Dat lijkt weinig.
‘Ik vind het best veel. In het begin van de 20ste eeuw hadden verreweg de meeste vrouwen weinig of geen opleiding. Onder de vrijwilligers die werden ingezet in de hospitalen was een klein aantal opgeleide vrouwen. Het waren vrouwen die studeerden in Oxford of actief waren in de suffragette-beweging. Een enkeling was schrijver.
‘Het was mijn bedoeling om ook gedichten van Duitse Pflegerinnen op te sporen. Ik wilde kijken of er verschil was tussen de ervaringen en emoties aan beide kanten van het front. Ik vond slechts één gedicht van een Duitse verpleegster. Dat was geschreven aan het begin van de oorlog en kwam neer op: we gaan naar Frankrijk en slaan ze allemaal tot moes.
Bepaald geen literair hoogstandje. Anders dan Engeland vertrouwde Duitsland vooral op professionele verpleegsters, vaak opgeleid in religieuze en charitatieve instellingen. Onder hen zullen weinig literaire talenten zijn geweest.’
Het beeld bestaat dat veel Europeanen in 1914 wel zin hadden in een robbertje vechten. Nadat de vijand een lesje was geleerd zouden de zegevierende troepen weer snel thuis zijn. Is dat oorlogsenthousiasme terug te vinden in de gedichten?
‘Je ziet dat niet alle vrouwen tegen de oorlog zijn, maar enthousiasme ben ik niet tegengekomen. Het was vanzelfsprekend: natuurlijk gaan wij helpen aan het front. Eenmaal in het hospitaal kregen de verpleegsters al snel door wat de gevolgen van de strijd waren. Ze zagen geen heldendaden of overwinningen, maar een toestroom van lichamelijke en geestelijke wrakken.
‘Naarmate de tijd verstreek werd de toon in de gedichten wanhopiger. De schrijfsters gingen nadenken over de zin van de oorlog en vroegen zich steeds vaker af wat ze eigenlijk aan het doen waren. Ze werkten keihard, terwijl het aantal gewonden en doden alleen maar toenam. Het besef van zinloosheid sloop in de dichtregels.
‘Langzaam ontstond een anti-oorlogsstemming. Vera Brittain kwam te werken bij een groep Duitse krijgsgevangenen. Dat was voor haar een kantelpunt. Ze zag dat het net zulke stakkers waren als haar vrienden en kennissen die gewond of gesneuveld waren.’
Wat waren de motieven om zich aan te melden als vrijwilliger?
‘ In hun gedichten zeggen ze daar nauwelijks iets over. Het is bekend dat mededogen, avontuur, liefde, liefdesverdriet en ook sociale druk
een rol konden spelen. Brittain ging de oorlog in omdat haar broer en haar geliefde dat deden. Als die in Oxford waren gebleven was zij ook niet gegaan. ‘De Nederlandse joodse verpleegkundige Rosa Vecht meldde zich bij het front in België, nadat haar vader haar had verboden met haar niet-joodse vriend te trouwen. Vecht, in 1915 om het leven gekomen, gebruikte de oorlog om aan haar ouderlijk huis te ontsnappen.’
Waren er richtlijnen voor wie een behandeling kreeg en wie niet?
‘Ja, impliciet en expliciet. Die kwamen van hogere militaire geneeskundigen. Een militaire arts kon zeggen: waarom breng je me deze halve dooie?
Wat moet ik daar nog mee? Dat klinkt cru, toch is er ook vanuit humanitair oogpunt wat voor te zeggen. Het kost veel tijd om een zwaargewonde op te lappen. In die tijd kun je meer lichtgewonden beter maken. Probleem is dat je de opgelapte gewonden na een paar weken weer in het ziekenhuis had, al of niet levend.’
Waren de verpleegsters zich ervan bewust dat ze soldaten oplapten zodat ze weer naar het front konden worden gestuurd?
‘Ja, dat komt in sommige gedichten naar voren. Vera Brittain zag in dat haar werk niet alleen van humanitaire aard was. Ze realiseerde zich dat ze werkte in en militaire context en dat ze rekening moes houden met militaire doeleinden. Bij sommige verpleegsters leidde dit tot cynisme, de meesten zagen het niet.’
Gesneuvelde soldaten hadden een heldenstatus. Voor gewonden gold dat in mindere mate. Ziet u dat terug in de gedichten?
‘Dat lees je een beetje in Kom snel naar mij van Mary Borden. Ze wil verlost zijn van de gewonden die haar niet met rust laten en haar rochelend en met ingezwachtelde gezichten aanklampen. Ze wil even ontsnappen aan de stank van etterende wonden en zich in de armen storten van een schone, onbeschadigde man.
Daarna kan ze haar werk weer aan. Dat is iets anders dan wat je vaak leest: dat verpleegsters met grootmoedige liefde over hun jongens waken en dat niets hen te zwaar is. Natuurlijk moet het voor velen soms te zwaar zijn geweest.’
In 1918 brak de Spaanse griep uit. Is die pandemie, die tientallen miljoenen levens eiste, terug te vinden in de gedichten?
‘Het viel me op dat ik geen enkele referentie aan de Spaanse griep ben tegengekomen, terwijl de pandemie toch moet hebben bijgedragen aan het gevoel van uitzichtloosheid. Kennelijk was er zo veel ellende in de hospitalen dat er voor de verpleegsters weinig veranderde.
‘De aantallen slachtoffers van de coronapandemie vallen in het niet bij die van de Spaanse griep. Er zijn ook overeenkomsten. Plots is er waardering voor zorgpersoneel. Ik vraag me af of die waardering na de coronacrisis verdwijnt, zoals ook gebeurde bij de verpleegsters van de Eerste Wereldoorlog.
Ik vrees dat na de coronacrisis psychische problemen zullen ontstaan bij verpleegkundigen. Niet alleen omdat ze hard moesten werken, maar vooral omdat ze zagen dat mensen geen zorg kregen omdat coronapatiënten voorgingen.’
Kampten WOI-verpleegsters vaak met psychische problemen?
‘Ja, vooral omdat ze niet iedereen de zorg konden geven die nodig was. Ze vroegen zich af waarom ze sommige gewonden niet meer mochten helpen. Dat was moeilijk te verwerken. Na de oorlog konden velen de beelden niet meer uit hun hoofd krijgen. Ze hadden last van depressie, dodelijke vermoeidheid.
‘De oorlog was verschrikkelijk, maar voor velen ook de meest adrenaline opwekkende periode uit hun leven. Het besef dat alles wat je in je leven zult meemaken in de schaduw zal staan van wat je al hebt meegemaakt, leidde ook tot psychische nood.
‘In oorlogstijd stelden verpleegsters wat voor. Nadien werden ze in hun oude rol gedwongen. Professionele verpleegkundigen moesten terug naar de kraam- en vrouwenklinieken. Huisvrouwen waren weer goed voor de kinderen. Bij sommige vrouwen leidde dit tot nostalgie.
Ze kregen heimwee naar de oorlog.’
Een Kap van Afschuw / A Cap of Horror.
Eerste Wereldoorlog-poëzie van verpleegsters en verzorgsters (verzameling, vertaling, inleiding: Leo van Bergen)
First World War Poems of Female nurses and carers (collection, introduction: Leo van Bergen)
Uitgever / Publisher: dt (duidelijke taal) Nijmegen
ISBN: 978-90-830450-1-6
Bestellen kan via deze link
LET OP: Van ieder verkocht exemplaar gaat 1 euro naar Museum Romagne 14-18